Als ik ’s morgens mijn mail open zit er altijd een tekst in van Dagelijks Woord, een Bijbeltekst dus. Vanmorgen was dat:
Dit is wat wij hem hebben horen verkondigen en wat we u verkondigen: God is licht, er is in hem geen spoor van duisternis.
1 Johannes 1:5 (Nieuwe Bijbelvertaling)
Ik moest glimlachen.
Wat een voltreffer: onze begintekst op zondag 24 september.
En direct moest ik weer aan dat lampje denken, dat solarlampje.
Ik onthoud mijn eigen voorbeelden lang niet altijd – soms ook maar beter! Maar dat lampje vergeet ik niet gauw.
Misschien ben jij het wel vergeten.
Of was je er niet bij.
Het ging hierom: als je het licht wilt zijn, moet je het licht van God ontvangen. Opvangen, kun je ook zeggen.
Net als zo’n lampje: het werkt alleen als het overdag in de zon staat.
Ik heb er meer dan eens aan gedacht de afgelopen weken.
Het is echt een opgave om licht te zijn.
Je komt jezelf tegen.
Je boosheid.
Je moeite met sommige mensen.
Je slordigheid.
Dat je zou gauw iets over het hoofd ziet.
Dat je goede voornemens niet waarmaakt.
Of maar half.
Om altijd een lichtende ster te zijn in je omgeving, het lukt je maar moeilijk. .
Het klinkt ouderwets: zelfs onze beste werken zijn met zonde bevlekt.
Komt uit de Catechismus.
Maar wat is het waar!
Licht zijn, liefde vertonen, een mens zijn die voor het goede gaat, hoe houd je het vol?
Als je het licht van God opvangt.
Als je je warm laat maken door zijn liefde.
God kan je echt opladen.
Dat je accu weer vol wordt om er tegenaan te gaan.
Ga regelmatig na of je wel genoeg tijd maakt om opgeladen te worden!
En of je daarvoor wel de goede dingen doet.
De goede dingen doen.
Dat is vooral: stilstaan bij Gods liefde.
En die liefde is dat de Heer Jezus voor ons gekomen is.
… als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben.
1 Johannes 4,11