Als ik zwak ben, ben ik machtig…

Jullie moeten respect voor mij hebben om mijn werk: om mijn woorden en mijn daden.
Maar jullie moeten mij niet extra waarderen om mijn bijzondere ervaringen.
God geeft mij die bijzondere geloofservaringen.

Maar hij zorgt er ook voor dat ik niet trots word, en dat ik mezelf niet beter ga vinden dan anderen.
Daarom heb ik die pijn in mijn lichaam gekregen waar ik zo veel last van heb.
Het is alsof een dienaar van Satan mij mishandelt.
Drie keer heb ik de ​Heer​ gesmeekt om mijn pijn weg te nemen.
Maar de ​Heer​ zei tegen mij:
‘Ik ben goed voor je, meer heb je niet nodig.
Want alleen iemand die zwak is en lijdt, kan aan iedereen laten zien hoe machtig Ik ben.’

En dus is er toch iets waar ik graag over opschep: dat ik zwak ben en moet lijden.
Want dat maakt mij geschikt om de macht van ​Christus​ zichtbaar te maken.

II Korintiërs 12:6-9

Apart stukje dit…
Zeker in wereld waarin het ideaal is: sterk zijn en gezond, uit je leven en je carrière halen wat erin zit, presteren en participeren!
En, zo niet, dan verdwijn je naar de zijlijn…

Je proeft ook: de wereld waarin Paulus leefde, was daarin weinig anders dan de onze.

Ik kwam bij dit stukje, omdat ik geen idee had waar ik vandaag ’t over zou hebben.
Met drie preken op het rooster deze week was ik even door m’n inspiratie heen ?

En toen schoot mij dus deze tekst te binnen.
Hmm…

Misschien vind je ’t wel mooi.
Ik in elk geval wel.
Een beetje tegenwicht tegen de hoge lat die ons -bewust of onbewust- vaak wordt opgelegd door anderen.
Of door onszelf.

Een stem die tegen me zegt: “Hé kleine, denk je dat de wereld van jou afhangt?!”
Liefdevol, dat wel ?

Oké, maar hoe werkt dat dan in de praktijk?
Nou, zoals ik eerder al schreef deze week: het ‘simpele’, maar rotsvaste vertrouwen op God, van iemand die verder helemaal niks (meer) kan – da’s soms een sterker getuigenis dan de beste preek ever!

En daarbij: de Bijbel geeft een paar sprekende voorbeelden van zogenaamd machteloze mensen, die toch -juist daardoor– de wereld veranderden.
Denk aan David.
Z’n grote en sterke broers lachen ‘m uit.
En het leger verklaart ‘m voor gek, als-ie z’n wapenrusting uittrekt.
Wat is hij nou helemaal?
Hij was -even op z’n Fries- een broekemantsje.
Een opdondertje.
Met twee dingen: een slinger.
Plus een forse dosis lef, geboren uit vertrouwen op God.
En de rest is geschiedenis… (I Samuël 17).

Of denk anders aan Ester.
Ze heeft het lot van haar volk in handen.
Maar ze heeft geen been om op te staan: ze is in ongenade bij de koning, en ongevraagd binnenvallen zal haar de kop kosten!
Hopeloos.
Maar twee dingen heeft ze: de mogelijkheid om te bidden.
Plus een forse dosis lef, geboren uit vertrouwen op God.
En de rest is geschiedenis… (Ester 4).

“Kom ik om, dan kom ik om!”

Net als Paulus’ woorden in de kop, zijn ook deze spreekwoordelijk geworden.

Wat is de overeenkomst?
Niet stoer doen of denken dat je meer kunt dan je kan.
Dat heet ‘overmoed’…

Nee.
Wel: het lef [= hart] te denken dat God jou –zelfs jou ?- kan gebruiken.

En, wie je ook bent, dat kan Hij!

Dienend spelen…

Jezus​ zei: ‘Koningen heersen over hun volk.
En machthebbers willen dat iedereen hen dankt voor hun goedheid.
Maar zo mag het bij jullie niet gaan.
Want de belangrijkste moet zich gedragen alsof hij de minst belangrijke is.
Als iemand een leider wil zijn, moet hij alle anderen dienen.
Want wie is belangrijker: de man die aan tafel zit of de man die hem eten brengt?
De man die aan tafel zit natuurlijk.
Maar ik ben juist bij jullie gekomen als een dienaar.’

Lukas 22:25-27

Als je bekend met een of andere teamsport, ken je die term wel: ‘een dienende speler’.
Dat is -per definitie- niet een spits.
Ook niet de keeper.
Die zijn bijna doorlopend in beeld.
Krijgen het meeste commentaar ook: ‘wow’ of ‘shit’.

Je kunt ook 90 minuten naar een wedstrijd kijken en aan het einde je afvragen: “Hé, deed die ook mee?”
Als dat over de scheidsrechter gaat, betekent dat meestal dat-ie een perfecte wedstrijd heeft gefloten.
Hij valt doorgaans pas op, als er dingen fout gaan…

Maar zulke spelers heb je ook.
Ze scoren niet, halen geen bal van doellijn en vallen nauwelijks op, als je maar met een half oog kijkt.
En toch – als je die ene eruit zou halen, loopt ’t opeens voor geen meter meer.
Ik ga hier ff geen namen noemen, want dan wordt ’t toch welles of nietes ?

Maar je begrijpt, denk ik, zo wel wat voor soort speler ik bedoel: één die andere spelers goed laat voetballen.
Eén die zo loopt dat de verdedigers steeds aan afspeelpunt hebben.
Eén die de middenvelders zonder veel lawaai op hun plek zet en houdt.
Eén die gaten opvult die anderen laten vallen.
Eén die met een ‘simpel’ balletje de aanvallers in beweging brengt.

Dat noemen we ‘dienend’ spelen.
Goud waard, zulke – al verkoop je er misschien veel minder shirts van…

* * *

Onze ‘(ver)bondscoach’ vindt dat ook.
Door heel het Nieuwe Testament heen vind je dat begrip als een rode draad terug: ‘dienen’.
Is: andere mensen tot hun recht laten komen.
Is: ruimte creëren voor de zwakkeren en de kleintjes, die door zoveel mensen worden overlopen.
Is: je niet gedragen alsof de wereld (of wat dan ook) zo’n beetje om jou draait.
Is: beseffen dat jij ook alleen maar kunt functioneren en leven dankzij anderen.

Oké, het kan best zijn dat jij een geweldig talent hebt om te scoren of een bal uit de bovenhoek te tikken.
Super, niks mis mee.
Maar: net als Petrus en de zijnen ben je maximaal nog steeds: één van de elf.
In je eentje ga je het echt niet redden tegen het team van de tegenstander…
En daarbij: een spits die te lui is om mee te verdedigen, die vergeet de aangever van de goal te bedanken – die kan rekenen op boe-geroep!
En een verdediger die de moeite neemt mee op te komen om de aanval te ondersteunen – wordt dubbel gewaardeerd door z’n team ?

Dienen – ’t is niet meteen een populair begrip.
Maar waarom zouden we niet?
Je maakt er zomaar vrienden mee – voor jezelf en voor team-JC.

En scoor je niet – ach, onze JC heeft de perfecte match al voor ons gespeeld.
Wij hoeven alleen maar de wedstrijd uit te spelen…
In zijn stijl – dat wel!

Maak je niet zo druk!

Maak je dus geen zorgen.
Zeg niet: ‘Hoe komen we aan eten?’ of: ‘Hoe komen we aan drinken?’ of: ‘Hoe komen we aan ​kleren?’
Met die dingen houden de mensen zich bezig die God niet kennen.
(Matteüs 6:31-32)

Over deze tekst (en de rest) preekte ik gisteravond.
Op het moment dat ik dit schrijf, heb ik de preek erover net af…
Amen.
Genoeg ook.

En toch…
Toch blijft dat ene zinnetje bij me haken:
“Met die dingen houden de mensen zich bezig die God niet kennen.”

Is wel typisch de Here Jezus dit.
Het zo zeggen, dat je eerst denkt dat je het snapt en dat je er dan toch niet klaar mee bent…

Want als ik naar mezelf kijk: ik maak me wel zorgen.
Maar ik ken God toch?!
En andere mensen, waarvan ik ook zeker weet dat ze God kennen, maken zich soms nog meer zorgen dan ik.

Oké, heel soms kom ik iemand tegen die dat niet of nauwelijks doet.
Die niet uit onwetendheid, maar juist heel bewust weigert zich zorgen te maken.
Die tegen zichzelf zegt:
“God zorgt voor mij. Punt.
Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand!”

Eerlijk is eerlijk: dat maakt elke keer indruk op mij.
Het doet me goed.
Het helpt me om het zelf zo te doen.
En -stiekem- ben ik ook wel eens een beetje jaloers op zulke gelovigen…
“Dat wil ik ook kunnen!”, denk ik dan.

* * *

Oké…
Ik gok erop -ik ben immers ook maar een gewoon mens ?- dat jullie dit wel een beetje bekend voorkomt.

Misschien dat ik aan dit praktische gegeven nu dan iets kan toevoegen om over na te denken.
Even eerder in de Bergrede had Jezus die woorden gezegd die het thema van dit project zijn:
Zo moeten ook jullie een licht zijn en schijnen voor alle mensen.
Dan zien ze de goede dingen die jullie doen.
En dan zullen ze jullie hemelse Vader eren.

Mijn idee: zou ‘je niet zorgen maken’ niet een deel zijn van het licht dat we in deze wereld laten schijnen?

Je zorgen maken, veel over die zorgen praten en ze dan soms ook nog veel groter maken om aandacht te krijgen – dat klinkt wel interessant (?), maar toch…
Het getuigt niet echt van veel vertrouwen op degene wiens naam je draagt – ‘Christen’.
En omgekeerd: bewust, overtuigd je zorgen bij God parkeren maakt je juist -al kun je verder helemaal niks!- een indrukwekkende getuige van Christus.

Da’s één.
Bovendien heb je op die manier meer energie, tijd, spirit en plezier om bezig te zijn met dingen waarin je wel een verschil kunt maken!
Win-win, lijkt me ?

Iets om over na te denken wel.

En: om in je gebed in praktijk te brengen.
Bijvoorbeeld met dat andere wereldberoemde gebed, het Serenity Prayer:

God, give me grace to accept with serenity
the things that cannot be changed.
Courage to change the things
which should be changed,
and the wisdom to distinguish
the one from the other.
Living one day at a time,
enjoying one moment at a time,
accepting hardship as a pathway to peace.
Taking, as Jesus did,
this sinful world as it is,
not as I would have it.
Trusting that You will make all things right,
if I surrender to Your will.
So that I may be reasonably happy in this life,
and supremely happy with You forever in the next.
Amen.

Zesde zintuig…

Wees daarom zo voorzichtig als een slang.
Maar wees tegelijk zo onschuldig als een duif.
Matteüs 10:16

Ik had ’t pas over de eerste indruk die we ons van mensen vormen.
Vaak binnen een paar tellen al.
Op zich logisch en handig.
Minder handig is ’t dat we maar moeilijk van die eerste indruk afkomen…

Een vriendin die mij al heel lang kent, zei een keer dat ze mij bij de eerste ontmoeting maar een rare snuiter vond.
Eigenwijs, bijdehand en op de verkeerde momenten luidruchtig.
Oeff…

Gelukkig was ze zo wijs om in de keren daarna een ‘open mind’ te houden en leerden we elkaar echt kennen.
(Voor de nieuwsgierigen onder jullie: nee, ik heb ’t niet over Els ?)

* * *

Oké, maar soms kom je iemand tegen en zonder dat je het een naam kunt geven, gaan alle alarmbellen in je hoofd af.
Je instinct, je zesde zintuig -of hoe je het ook noemt- zegt: “Uit de buurt blijven! Wegwezen!”

Wat doe je dan?
Als Christen die geleerd heeft: “Heb je naaste lief als jezelf?

Hmm, best lastig, vind ik.

Een paar gedachten hierover:

Eén: bedenk sowieso dat je je kunt vergissen en jouw instinct ook.
Maar dat wil niet zeggen dat je het moet negeren!
Ons zesde zintuig is dan misschien niet bewust of te controleren – zo’n gevoel komt wel ergens vandaan.
Een dokter kan -dankzij jaren ervaring- soms meer ‘zien’ dan een apparaat of laboratoriumtest meten kan!
En jijzelf kunt soms met je ogen dicht ‘voelen’ dat er iemand naar je kijkt…
Kort en goed: wees op zo’n moment voorzichtig (‘als een slang’) – want er zijn gevaarlijke mensen.
Onze Heer zelf maakt z’n leerlingen daarvan bewust: als Christen loop je nog meer risico dan gemiddeld om slachtoffer te worden van gevaarlijke mensen.
Is dat erg?
Niet per se – maar wel iets om rekening mee te houden.
Ik snap onze Heer niet altijd, maar ons voor de gek houden, doet-ie niet!

Dan het tweede.
“…zo voorzichtig als een slang.
Maar wees tegelijk zo onschuldig als een duif

Ik vind dat best mooi gezegd van onze Heer.

Denk aan de laatste twee ‘naasten’ van Jezus voor z’n dood.
Links één en rechts één.

De ene is precies wat z’n eerste indruk al liet vermoeden: een arrogante etterbak van een kerel.
En die tweede?
Die hing er voor dezelfde misdaden als de eerste: roof en moord.
Maaar – daarachter blijkt toch iets meer te zitten.
“Denk aan mij” – da’s alles wat deze crimineel durft te vragen…

En Jezus: “Vandaag nog: jij en ik, in het paradijs!”

* * *

“… behoud de onschuld van een duif”
Laten we dat maar doen, bij de nodige voorzichtigheid.
Een ‘open mind’ houden in ons oordeel over anderen.
Want vergissen is menselijk…
En niemand is volmaakt…
Sterker: we zijn letterlijk allemaal zondaren.

Ook op die manier kunnen we licht van Jezus laten schijnen in een vaak harde en donkere wereld.
Zacht licht…
Uitnodigend licht…

Zelfverloochening ©

Jezus​ zei tegen alle mensen:
‘Als je mijn volgeling wilt zijn, dan mag je niet meer aan jezelf denken.
Je moet juist bereid zijn om je leven op te geven, elke dag opnieuw.
En je moet met mij meegaan.
Als je je leven probeert te redden, zul je het juist voor altijd verliezen.
Maar je kunt ook je leven verliezen omdat je mijn volgeling bent.
Dan zul je je leven juist voor altijd redden.’

Jezus​ zei verder:
‘Stel dat je de hele wereld in bezit krijgt.
Wat heb je daaraan als je je leven verliest?
Of als je jezelf daarmee kapotmaakt?

Als je mijn volgeling wilt zijn, moet je je niet schamen voor mij of voor mijn boodschap.
Want anders zal de ​Mensenzoon​ zich ook voor jou schamen als hij terugkomt.
Bedenk dat hij zal komen als koning, met de macht van de Vader en de ​heilige​ ​engelen.’

(Lukas 9:23-27)

Ik hoop dat jullie niet hebben afgehaakt bij de kop…
Want ik weet: dat rare woord komt al jaren niet meer in jullie woordenboek voor.
Dat het woord ooit in de Nederlandse taal is doorgedrongen, is evengoed -denk ik- de schuld van die les hierboven van Jezus.
Hij gebruikt daar een wonderlijke combinatie van woorden: ‘nee zeggen’ en ‘jezelf’.
Wonderlijk, ja.
‘Nee zeggen’ tegen of over een ander – daar hebben we woorden zat voor: ‘weigeren’, ‘ontkennen’, ‘negeren’, enzovoort.
Zoals Petrus ’t bijvoorbeeld drie keer doet: “Ik ken die man niet!”
Of, zoals wij kunnen doen tegen iemand die ons nodig heeft: “Geen zin in… Veel te druk…”

Maar nee zeggen tegen jezelf – da’s toch wel wat apart.
Dat Jezus belangrijker is dan mijn wil of verlangens…
Dat mijn naaste het nodig kan hebben dat ik mijn plannen laat lopen…
Oeff!

Begrijp me goed: ik wil niet zeggen dat je de rest van je leven als een knipmes moet buigen voor elke gril van een willekeurig medemens!
Nee.
Wel dat je zovaak het uitkomt, een bewuste keus uit liefde maakt: wat weegt er zwaarder?

Een beroemd voorbeeld dateert uit de eerste eeuwen van de Christenen.
In die tijd brak nog wel eens de pest uit.
Met als gevolg dat meer dan driekwart van de mensen in een dorp heftig ziek werd en soms meer dan 50% eraan doodging!

Hoewel ze nog niks van bacteriën en virussen wisten, hadden ze prima door dat het ontzettend besmettelijk was.
Wat deed de gemiddelde burger dus?
Zo gauw er iemand ziek werd – wegwezen!
Weg uit huis, straat, dorp…
En de zieken – die werden aan hun lot overgelaten: eigen leven eerst!

Hmmm…
Daar dachten veel Christenen anders over.
Die gingen die straten bij langs en die huizen in.
Om te kijken of ze iets konden doen voor de doodzieke mensen bij hen in buurt.
Een slok water, een vriendelijk woord, misschien zelfs een bordje eten voor degenen die toch beter leken te worden…

Levensgevaarlijk ja!

Ja.

Maar soms is dat de prijs.
De prijs die je wilt betalen om volgeling te zijn van Jezus.

Zeker: soms liet God iets merken van z’n grote kracht, en werden die mensen zelf niet ziek.
Maar vaak ook wel.

In alle gevallen gebeurde het met liefde – da’s zeker.
In alle gevallen werd onze Heer erom geprezen door ongelovigen – al verklaarden ze misschien tegelijkertijd zijn gelovigen voor gek.

* * *

‘Nee zeggen tegen jezelf’.
Rare uitdrukking.
Geen wonder dat dat woord praktisch uit onze taal is verdwenen.

Maar misschien dat jullie het idee willen onthouden?
Dat is namelijk zo gek nog niet.
Zegt Jezus in elk geval ?

Scherpe messen – minder ongelukken!

Zoals men ijzer scherpt met ijzer,
zo scherpt een mens zijn medemens.
(Spreuken 27:17)

“Waarom maken jullie ruzie?!”
“Huh, ruzie? We maken helemaal geen ruzie!”

Fragmentje uit mijn jeugd ?

Misschien herken je het wel: je hebt met je broer(s) of zus(sen) een levendige discussie. Uiteraard geef je je niet zomaar gewonnen, zo werkt dat met familie.
Je houdt van ze, maar daarom slik je nog niet alles wat ze zeggen voor zoete koek.
Je probeert je punt net zolang te maken, tot je moet opgeven.
Of: tot je gewonnen hebt, natuurlijk!
Zolang dat duurt, tenminste…

En midden in zo’n ‘woordenwisseling’ komt Pa of Ma erbij.
“Stop met ruzie maken!”
“Huh, wie dan?”

Zo ging ’t in elk geval bij ons thuis vaak.
Tot het randje – en, jawel, er ook wel eens over…
Maar zelfs dan bleef onveranderd dat je van elkaar hield.
(Of, zoals ds Janssen zou zeggen: … dat je elkaar ‘liefhad’ – ook goed!)

De Duitsers hebben daar een mooi spreekwoord voor: “Was sich liebt, das neckt sich.”
Vrij vertaald: als je van elkaar houdt, plaag je elkaar.

Tussen haakjes: ook wel goed om dat spreekwoord om te draaien.
“Als je van elkaar houdt, mag je elkaar plagen.”
Want plagen zonder liefde, dat wordt al heel snel pesten

Toen ik hier over aan het nadenken was, kreeg ik zomaar het idee dat dit (mee) de reden is waarom we elkaar als Christenen ‘broer en zus’ noemen.
De overeenkomst is er sowieso.
Als broers en zussen roep je niet de hele tijd dat je van elkaar houdt (hoewel ’t misschien wel een keer vaker mag…).
Als broers en zussen scherp je elkaar regelmatig op, want daar leer je van.
Als broers en zussen heb je -wat er ook gebeurt- één ding gemeenschappelijk: je ouders, het niet uit te wissen gegeven, dat je bij elkaar hoort.
Als broers en zussen kun je elkaar best wel eens in de haren vliegen – maar uiteindelijk wint de band: de liefde.

En als de broers en zussen dat even vergeten, dan komt Pa tussenbeide – of grote Broer:
“Hé, rustig aan!
Bekvechten mag, plagen ook – maar geen ruzie!
Want Ik wil dat jullie van elkaar houden.
En dat kun je.
Omdat Ik van jullie houd.”

“Ja, Pa!
Sorry, Broer!”

Ik houd van jullie, net zoals de Vader van mij houdt.
Doe wat ik van je vraag.
Want dan blijft mijn liefde je leiden.
Ook ik heb altijd gedaan wat de Vader van mij gevraagd heeft.
En zijn liefde heeft mij altijd geleid.

Ik vertel jullie al deze dingen, omdat ik wil dat jullie dezelfde vreugde voelen als ik.
Ik wil dat jullie vreugde volmaakt is.

Ik geef jullie deze regel: Houd van elkaar, net zoals ik van jullie houd.
(Johannes 15:9-12)

 

PS: mocht je intussen de titel nog niet snappen: ik heb van Els (die de Slagersvakschool heeft gedaan!) geleerd dat de meeste ongelukken gebeuren met botte messen, niet met scherpe.
Mooi doordenkertje, lijkt me 🙂

Heen en weer: van geloof naar liefde en weer terug…


Daarom moeten jullie je uiterste best doen om je geloof te laten groeien.

Je geloof zal groeien als je volmaakt wordt.
Je wordt volmaakt als je meer begrijpt van het geloof.
Je begrijpt meer van het geloof als je geduldig bent.
Je wordt geduldig als je volhoudt in moeilijkheden.
Je kunt volhouden in moeilijkheden als je God eert.
Je eert God als je van elkaar houdt als broers en zussen.
En je kunt pas van elkaar houden als je van alle mensen houdt.
II Petrus 1:6-7

Best een pittig stukje dit.
Je kunt er wel een boek over schrijven.
Maar da’s de bedoeling niet hier ?

Ik pik er twee woorden uit: geduld en volhouden.
Twee dingen die je absoluut nodig hebt om van geloof in God uit te komen bij liefde voor mensen.
En omgekeerd: om van dat liefhebben van je naasten weer terug te vallen op je vertrouwen in God…

Zoals ik ’t nu opschrijf is het een wisselwerking.
Met opzet.
Als ik niet regelmatig stilsta bij Gods goedheid en liefde, houdt m’n geduld met en liefde voor anderen gauw op!

Dat wil zeggen: als ’t ff tegenzit.
Met mijn humeur, of met het gedrag van m’n medemensen…
Dan kan ’t zomaar donker worden in m’n hoofd.
En ga ik ‘zwart kijken’ ?
Als ’t licht van binnen weg is, zie ik ’t buiten niet meer – zoiets…

Wat ik dan doe?
Terug naar God – zo snel als ik kan!
Een gebed gaat sneller dan het licht…
Mezelf dwingen (denk aan gister!) te bedenken dat Jezus net zo veel houdt van die medemens als van mij…
Desnoods even me weer die asshole uit Matteüs 18 voor de geest halen.
Je weet wel: die ene slaaf die begint te zeuren over een tientje, terwijl z’n baas hem net een ton heeft kwijtgescholden…

Dat dus.
Dat leert me ‘geduld’.
En ‘volhouden’.
Zoals Bauke leerde fietsen met die eeuwige tegenwind tussen Stad en hier.

* * *

Ik weet wel: geduld is zooo 1950.
In 2017 is ’t eerder: “Ga er nu voor! Je leeft maar één keer! YOLO enzo…”
Mwah – ik ben zo vrij dat dikke BS te vinden!
Op die manier leer je niet fietsen.
Of voetballen.
Of een echt vak ?

Nou dan!
Zo bekeken is dat lastige stukje van Petrus best wel praktisch.
Gods liefde hebben we allemaal knalhard nodig.
Al was ’t maar om oprecht van mensen te kunnen houden.
Als dat niet makkelijk gaat, moeten we terug naar God.
En als ‘t (soms onverwacht) wel een mooi moment of een onvergetelijke dag oplevert – dan wil je terug naar God: “Dank U!”

Heen en weer.
Heen en weer.
Volhouden.
Dat is de weg omhoog.
De weg van en naar Jezus.
En: naar een fantastische nieuwe wereld!

Het oog is de lamp van het lichaam.
Als je oog helder is, is je hele lichaam verlicht.
Maar als het troebel is, verkeert je lichaam in duisternis.
Let dus op of het licht dat in je is, niet verduisterd is.
Als je hele lichaam verlicht is, zonder dat ook maar een deel in duisternis verkeert, dan is het zo licht als wanneer een lamp je met zijn stralen verlicht.

Lukas 11:34-36